Overslaan en naar de inhoud gaan
Victory Best Kittel was tested TTTT for the new CRY1 gene

Victory Best Kittel heeft het genotype TTTT voor het nieuwe CRY1 gen

Reeds een heel aantal markers of SNP’s in het genoom van de duif werden onderzocht naar mogelijke relaties met prestatievermogen in wedstrijden. Naast het eerste intussen bekende LDHA gen werden reeds meer dergelijke genen zoals DRD4 en heel recent CRY1 als waardevolle kwaliteitsmarkers aangetoond. Voor een veder keratine gen werd een verschil gezien tussen korte en lange afstand. Heel wat andere genen werden reeds onderzocht met geen duidelijk aangetoond verband met wedstrijdprestaties zoals myostatine, creatine kinase, alfa A globin, LDHB genen. En het onderzoek in dit domein blijft verdergaan. De drie genen die een duidelijk verband tonen, zijn ook interessant om te testen in de praktijk voor kweekprogramma’s omdat de voordelige varianten op zich relatief zeldzaam zijn. Dit maakt het relatief interessant omdat er dus nog vooruitgang te boeken is. Stel dat wij een gen vinden met een voordeel voor goede prestaties en 80% van de duiven heeft dit gen. Dit laatste gen zou op zich niet interessant zijn om te testen want de meeste duiven bezitten het. Tegelijk geeft het ook aan dat deze genen niet absoluut noodzakelijk zullen zijn om een topduif te kunnen hebben. Want indien dit wel het geval zou zijn, dan zouden de gemiddelde varianten van het gen reeds lang uitgeselecteerd zijn. Bij heel wat genen zal dit gedurende de evolutie van sportduif vast en zeker gebeurd zijn.

Ondertussen is reeds in de praktijk de waarde van deze genen dikwijls naar boven gekomen en worden deze kwaliteitsmerkers steeds meer getest en gebruikt om betere duiven trachten te kweken. Vandaar dit artikel om te helpen hierbij hoe dit volgens ons nuttig kan gedaan worden.
Eerst en vooral is het van belang om te beseffen dat deze merkers wel kunnen helpen om een verschil te maken maar uiteraard slechts een deel kunnen zijn van het kweken van betere duiven. Enkel en alleen rekening houden met deze genen is dus naar onze mening onverstandig. Men moet volgens ons met zoveel mogelijk factoren trachten rekening te houden bij het bepalen van een kweekstrategie en deze genen kunnen daar dan een deel van zijn. Daarenboven is eveneens het volledig uitselecteren van de ‘gewone’ genotypes (zoals BB CCCC) gewoonweg onverstandig. Er zitten nog teveel goede duiven tussen deze genotypes om dit te doen. De voordelige genotypes koppelen op topduiven met dergelijke genotypes is dat wél, zie verdere verklaringen en uitleg hieronder. Bij het bepalen van de koppelingen is het van belang om een inzicht te hebben in de wetten van Mendel en de verklaring hiervan. Je dient dus inzicht te hebben dat een duif elk chromosoom in het dubbel bezit (één van de vader en één van de moeder), vandaar dat ook alle genen in het dubbel aanwezig zijn (met als gevolg altijd twee letter bijv AA).

Welke nuttige merkers hebben wij op dit moment ter beschikking en wat is volgens onze ervaring en vermoedens hun waarde.
De oudste en meest bekende is lactaat dehydrogenase A of LDHA. Hiervan bestaan er 3 genotypes nl.
AA ; zeldzaam en meest gegeerd
AB
BB ; het ‘normale’ en meest voorkomende
Volgens wat wij nu na veel testen kunnen zien samen met aanvullende onderzoeken, komt deze ‘A’ marker meer voor bij winnaars (duiven die het verschil maken) op wedstrijden met meerdere uren vliegen (minder bij sprint) en bij duiven die meer gespeeld worden (wekelijks inkorven). Globaal gezien zijn de top zware halve fond- en fondduiven de dieren waar wij deze genotypes het vaakst terugvinden. Ook in zware fondduiven is het duidelijk voordelig. De mutatie in dit melkzuurenzym gen bevindt zich in het intron van dit gen (dit betekent voordat het eigenlijke gen met de aminozuren sequentie begint) en heeft te maken met expressie van het gen (hoeveel van het gen er overgeschreven wordt). Dit is reeds uit een expressiestudie ook aangetoond, in eenvoudige woorden de ‘A’ duiven hebben gemiddeld meer van dit enzym. De uitleg blijft hier dezelfde; deze duiven hebben waarschijnlijk minder melkzuur en dus minder pijn in de spieren bij langdurige inspanning.

Praktisch gezien volgt dit gen gewoon de wetten van Mendel bijv bij volgende kruisingen krijg je deze resultaten:
- AA x BB
100% van de nakomelingen zijn AB

- AB x BB
50% kans op AB
50% kans op BB

- AA x AA
100% AA

Het tweede ook reeds ingeburgerde gen is het dopamine receptor gen type 4. Dit gen heeft met het karakter van de duif te maken. Dit gen is complexer en wat speciaal omdat het hier over twee verschillende markers binnen hetzelfde gen gaat. Bij onze notatie slaan de eerste twee letters op de eerste mutatie en de laatste twee op de tweede plaats in het gen. De “T” mutatie op de eerste plaats bijv CTCC heeft volgens ons vermoedelijk te maken met meer exploratiegedrag, meer durf, moed, sneller alleen vliegen. Wij vinden deze mutatie meer bij winnaars op alle afstanden (snelheid tot zware fond) maar typisch wel ook bij massalossingen. We vermoeden dus dat deze duiven makkelijker zich van de klad willen losmaken.
De “T” mutatie op de tweede plaats bijv CCCT vinden wij overduidelijk het meest bij zware fondduiven. Wij vermoeden dat deze mutatie kan te maken hebben met doorzettingsvermogen.
Binnen dit gen bestaan er volgende genotypes;
CCCC ; het ‘normale’ genotype
CTCC
TTCC ; homozygoot voor de mutatie op de eerste plaats
CCCT
CCTT ; homozygoot voor de mutatie op de tweede plaats
CTCT ; dit genotype is met voorsprong het beste genotype voor wedstrijdprestaties

Bij dit gen is het van belang om op te merken dat de twee ‘T’ mutaties niet samen voorkomen in hetzelfde gen en het is ook weinig waarschijnlijk dat dit ooit zal gebeuren. Genotypes zoals TTCT, CTTT, TTTT zullen dus normaal niet aangetroffen kunnen worden. Indien u toch een dergelijk resultaat van een lab zou gekregen hebben, raden wij sterk aan om dit te laten hertesten en/of een ander lab de test te laten uitvoeren. Probeer in het algemeen om met een betrouwbaar kwaliteitslabo te werken. Menselijke fouten kunnen altijd gemaakt worden en daarom is het met DNA ook dankbaar dat hertesten altijd makkelijk mogelijk zijn, maar wij hebben intussen ook al ontdekt dat er in dit domein waarschijnlijk oplichters actief zijn.
Ook hier zijn de wetten van Mendel uiteraard van toepassing maar het is wat complexer omdat de twee markers C op eerste plaats en T op tweede plaats altijd samen zullen overerven. Dit is eveneens zo met T op eerste plaats en C op tweede plaats.
Voorbeelden van kruisingen;
- CCTT x CCCC
100% CCCT
- CCCC x TTCC
100% CTCC

- CTCC x CCCC
50% CTCC
50% CCCC

Hoe kweek je duiven met CTCT? Dit is wat je feitelijk wil als je vliegduiven voor betere wedstrijdprestaties wil kweken.
- TTCC x CCTT
100% CTCT

- CTCT x CTCT
50% CTCT
25% TTCC
25% CCTT

- CTCC x CCCT
25% CCCC
25% CTCC
25% CCCT
25% CTCT

Het nieuwe derde aangetroffen gen is een gen voor een cryptochroom 1 proteïne in het netvlies van het oog. Dergelijke eiwitten werden oa geassocieerd met dag-nachtritme en magnetoreceptie van vogels. De voordelige TT mutatie in dit gen is eveneens gelegen in het intron waarbij de hypothese dus opnieuw in de richting gaat van genexpressie. Het normale AG komt ook hier het meeste voor. Hier gaat het opnieuw over een eenvoudige overerving zoals we ook zagen bij het LDHA gen. Laat u niet misleiden door de vier letters, de eerste en de laatste twee letters erven altijd samen over.
Volgende genotypes bestaan;
AGAG ; het ‘normale’ dat de meeste duiven bezitten (pas op ook hier zitten nog heel goede duiven tussen)
AGTT
TTTT ; uitzonderlijk en héél voordelig zowel voor prestatie als voor kweek
Enkele kruisingen;
- AGAG x TTTT
100% AGTT

- AGTT x AGAG
50% AGAG
50% AGTT

Een mogelijke kweekstrategie bestaat erin om te proberen kweken met homozygoten van de goede varianten bijv AA voor LDHA of TTCC of CCTT voor DRD4. Dit komt omdat deze duiven feitelijk altijd een goeie variant aan een nakomeling meegeven. Daarna lijkt het ons steeds van belang om opnieuw uitgebreid deze duiven te testen en selecteren op de wedstrijden. Ook is het interessant om dominant kwekende duiven die voordelige genen missen net met opzet te koppelen op duiven met genen. Algemeen is het statistisch interessant om meer goede genen in je duivenkolonie te kweken. Percentagegewijs stijgen je kansen hiermee.

Hopelijk was deze uitleg nuttig voor u.
Veel succes!

Wenst u duiven te testen, kunt u dit rechtstreeks op de website doen www.pigen.be
U kunt u registreren en onmiddellijk uw DNA aanvragen met de ringnummers voor de te testen duiven ingeven.